De geschiedenis van knooppunten in Nederland begon in de vroege 20e eeuw, toen de behoefte aan efficiëntere wegeninfrastructuur groeide. Het eerste knooppunt in Nederland was het Kethelplein, geopend in 1935, waar de rijksweg 20 en de rijksweg 19 elkaar kruisten. Dit vroege knooppunt diende als een prototype voor latere knooppunten.
Na de Tweede Wereldoorlog begon Nederland aan een periode van wederopbouw en economische groei. Dit leidde tot een toenemend aantal voertuigen op de weg en een grotere vraag naar snellere verbindingen tussen steden. In de jaren 60 en 70 werden meer knooppunten gebouwd, zoals het knooppunt Ridderkerk en het knooppunt Oudenrijn.
De jaren 80 brachten verdere ontwikkelingen, zoals de introductie van het klaverbladontwerp, dat efficiënt verkeer tussen snelwegen mogelijk maakte. Het knooppunt De Hogt bij Eindhoven is een voorbeeld van een dergelijk klaverblad. In dezelfde periode begon Nederland ook met de aanleg van het Netwerk Randstad. Dit plan omvatte de bouw van nieuwe snelwegen en knooppunten om de bereikbaarheid van steden in de Randstad-regio te verbeteren.
In de jaren 90 en 2000 werden knooppunten verder gemoderniseerd en uitgebreid om de groeiende verkeersstromen aan te kunnen. Voorbeelden hiervan zijn het knooppunt Diemen en het knooppunt Waterberg.
Tegenwoordig zijn knooppunten essentieel voor het functioneren van het Nederlandse wegennet. Ze zijn voorzien van geavanceerde verkeersmanagementsystemen, verkeerslichten en bewegwijzering om het verkeer soepel te laten verlopen. Het Nederlandse model van knooppunten heeft ook internationale erkenning gekregen als een voorbeeld van efficiënte weginfrastructuur.
Kortom, de geschiedenis van knooppunten in Nederland weerspiegelt de groei van de infrastructuur en de toenemende mobiliteitsbehoeften van het land. Van bescheiden begin in de jaren 30 tot de geavanceerde knooppunten van vandaag, ze vormen een integraal onderdeel van de Nederlandse wegennetgeschiedenis.